Studentencursus

Beveiliging van een elektrische installatie

Tijdens de vorige lessen stonden we stil bij de toepassingen van elektriciteit. Deze les staan we stil bij de gevaren die het gebruik van elektriciteit met zich meebrengen. We focussen ons op het gevaar op elektrocutie ( dodelijke afloop ) en elektrisering ( geen dodelijke afloop ). Verder staan we stil bij de preventie maatregelen die we wettelijk verplicht zijn te nemen om de gevaren zo veel mogelijk te beperken.

Deze wettelijke vereisten zijn gebundeld in het AREI, een deel van het ARAB, nu opgenomen in de welzijnswetgeving.

We delen de spanningen die we kunne tegenkomen op in drie verschillende groepen:

Verdeling van elektriciteit tussen centrales en wijken:

Meer dan  1OOO V = HOOGSPANNING

Verdeling van elektriciteit in wijken en huizen :

Tussen 50V en 1000 V (In europa 230 V) =LAAGSPANNING

Elektriciteit in vochtige ruimtes :

Minder dan 50 V = ZEER LAGE VEILIGHEIDSSPANNING


De elektriciteit die we thuis kunnen tegenkomen noemen we dus laagspanning, maar vergis je niet, aanraking met 230 V kan dodelijk zijn.

Of de stroom dodelijk is hangt af van een aantal factoren.
            Vloerbedekking ( natte vloeren geleiden veel beter dan rubbermatten  of houten vloeren ).
            Natte of droge huid.
            Tijd dat je aan de stroom “ hangt”.
            Plaats waar de stroom je lichaam binnenkomt.
            Beveiliging van je elektrische installatie.


1.      Aarding


Een eerste stap in de beveiliging van onze elektrische installatie is het aanbrengen van een aarding.

Een AARDINGSPIN wordt in de grond geklopt, of een AARDINGSLUS wordt onder de fundering van een nieuw huis gelegd.



Die wordt via een koperen draad met een doorsnede ( sectie ) van 16 mm² ( men spreekt van 16 carré )

aangesloten op de aardingsklem   De isolatie heeft een geel groene kleur.

.


Deze wordt via de verdeelkast doorverbonden met alle plaatsen in ons huis waar elektriciteit kan verbruikt worden.             Stopcontacten.
                        Lampen.
                        Vaste elektrische toestellen.
                        Verplaatsbare toestellen.











Als er door een defect spanning komt op de behuizing van een elektrisch toestel, zal die via deze weg naar de aarde worden afgeleid.

Elektriciteit neemt de weg van de minste weerstand.

2.      Equipotentiale verbinding.


Naast de elektrische toestellen zijn er nog een hoop geleidende zaken in huis terug te vinden waar, door een defect, stroom op komt te staan. We denken vooral aan waterleidingen, gasleidingen, bad en verwarming Maar in sommige huizen zijn ook zichtbare en aanraakbare (genaakbare) metalen structuren. Als daar spanning op komt

wordt deze niet via de aarding weggeleid naar de aardingspin of aardingslus

Daarvoor gaan we deze zaken aan de aarding verbinden via de equipotentiale verbinding. Deze geleider moet een sectie hebben van 6 carré. De isolatie van de geleider moet ook geel – groen zijn.



3.      Verliesstroomschakelaar.


Zolang de stroom via het defect naar de aarding niet groter wordt dan de maximum stroom die in de defecte kring mag lopen (16 ampère voor verlichtingskringen, 20 ampère voor stopcontacten) zal de elektriciteit niet uitgeschakeld worden. Dus de situatie is niet volledig veilig. Om dit probleem op te lossen werd een nieuw toestel ontwikkeld, de verliesstroomschakelaar. We spreken ook over de differentiaalschakelaar.

Van zodra de stroom die vertrekt in de elektrische kring verschillend is van de stroom die terugkomt, zal de verliesstroomschakelaar de spanning afschakelen.